Op 2 december 1999 vond de officiële ingebruikneming van het nieuwe orgel plaats in de Sluipwijkse kerk. Het instrument werd daarbij bespeeld door de orgeladviseur Aart Bergwerff.
Om de bouw mogelijk te maken heeft de gemeente ongeveer 10 jaar gespaard. Het Orgelfonds organiseerde regelmatig acties en de opbrengst van de jaarlijkse bazaar was ook verschillende keren bestemd voor het nieuwe orgel. Tenslotte hielp een subsidie van de generale Financiële Raad van de Ned. Hervormde kerk het laatste tekort opheffen.
Hoewel het hier om een echt gemeentezangorgel gaat, biedt het ook ruime mogelijkheden voor het spelen van literatuur. Bekende organisten als Jacques van Oortmerssen en Gustav Leonhardt, Jan Hage, Gerben Mourik, Maria Lyudko en Sietze de Vries gaven recitals waarbij vooral muziek uit de periode van 1650 – 1790 uitstekend geschikt bleek voor het orgel.
Het orgel wordt tijdens de erediensten bespeeld door verschillende organisten:
André Dingemanse, Arjen Uitbeijerse, Sjaak den Heijer, Melle de Vries,
Geraldine van Gelder, Leendert Verduijn, Hans Alderliesten en Jan Willem Dannenberg.
Voor inlichtingen, opmerkingen e.d. kunt u terecht bij:
Typering van het orgel
Bätz was afkomstig uit Thüringen en werd opgeleid bij Christoph Thielemann in Gotha. Van 1733 tot 1738 werkte hij bij Christian Müller, juist in de periode dat deze het beroemde orgel in de Haarlemse St.-Bavo bouwde. In 1739 vestigde Bätz zich in Utrecht, waar hij snel naam maakte en vele belangrijke opdrachten verwierf. Daarbij maakte hij met middenduitse stijlmiddelen orgels voor Hollandse gebruik.
Het front van het orgel in Sluipwijk sluit aan bij het orgelfront wat Bätz in 1766 maakte voor de Lutherse Kerk in Amersfoort. Vanuit een breedte van 100 Rijnlandse duimen worden de hoofdmaten met enkele simpele geometrische constructies bepaald. De orgelkast is afgewerkt met lijnolieverf, naar een kleuradvies van Berend Raangs te Winsum. Het schilderwerk werd door enkele gemeenteleden uitgevoerd. De klassieke vergulding op poliment geeft aan het orgelfront een buitengewoon rijke glans. Dit buitengewoon tijdrovende verguldwerk is met grote toewijding en kundigheid door de familie Koster uit de gemeente uitgevoerd, wat aantoont, dat ook in onze tijd een diepgaande benadering van de orgelkunst draagvlak weet te genereren. Zij zijn ook verantwoordelijk voor de bouw van de balustrade op de orgelgalerij
Bij de bouw van dit orgel is voor het eerst in Nederland gebruik gemaakt van het concept van procesherhaling, zoals dat is ontwikkeld binnen het North German Organ Research Projeckt aan de universiteit van Gothenburg, Zweden. Het inzicht is ontstaan, dat de expressieve kwaliteit van oude orgels voorkomt uit de toegepaste materialen en de bewerking daarvan. Conform de werkwijze van Müller en Bätz is het metaal voor de orgelpijpen op een zandbed gegoten en met de hand geschaafd, een werkwijze die grote invloed heeft op de acoustische eigenschappen van het orgelmetaal. Bij de intonatie is afgezien van kernsteken, de tongen van de Trompet 8′ zijn handmatig op dikte gevijld.
J.H.H. Bätz stemde zijn orgels ’naar de Hollandse methode’ (Hoorn 1764). Over Bätz’ opus magnum, het orgel in de Grote of St. Lievens Monsterkerk te Zierikzee (1770) schrijft Willem Lootens: ’…de Temperatuur is die, welke al-omme in de Republicq by Kerkorgels gebruikelijk is, namelyk de groote Tertsen Reyn, of Scherp Zuiver, en de Quinten iets sweevende.’ Het leidt geen twijfel, dat het hier om de middentoon-stemming gaat. Het orgel van Sluipwijk is gestemd in een gemodificeerde middentoon-stemming, zoals toegepast in het Huß-Schnitger-orgel in de St. Cosmae und Damiani te Stade, Duitsland. Deze stemming is zeer geschikt voor de begeleiding van de Psalmen die de Hervormde Gemeente van Sluipwijk zingt en heeft een gunstige invloed op de klankversmelting.
Henk van Eeken, orgelmaker.
Dispositie
Manuaal. C – f”’
1. Prestant 8′ C en C# als binnenpijpen, D t/m d” in het front. Vanaf b° dubbele pijpen.
2. Cornet 3 sterk discant
3. Roerfluit 8′
4. Octaaf 4′
5. Gemshoorn 4′
6. Quint 3′
7. Superoctaaf 2′
8. Flageolet 1 1/3′
9. Mixtuur 3-4-5-6 sterk
10. Trompet 8′ gehalveerd.
Pedaal. C – d’ (aangehangen)
1. Subbas 16′ Eikenhout.
Tremulant.
Mixtuur: C : 1′ – 2/3′ – 1/2′
c : 2′ – 1 1/3′ – 1′ – 2/3′
c’ : 3′ – 2′ – 2′ – 1 1/3′ – 1′
c” : 4′ – 4′ – 3′ – 3′ – 2′ – 2′
Cornet: c’ : 4′ – 3′ – 2′ – 1 3/5′
Winddruk: 65,4 mm waterkolom.
Toonhoogte: a = 440 Hz
Temperatuur: afgeleid van de middentoonstemming. De grote tertsen op c, g en d alsmede de quinten op f#, c#, b en f zijn rein gestemd.